dinsdag 18 juni 2019

Uitdaging 4 - Frustratietolerantie

In mijn vorige blog beschreef ik op welke manier je een leerling op weg kunt helpen die niet (langer) gemotiveerd is om te leren. Ik verweest naar Tijl Koederink die aangeeft dat het belangrijk is dat leerlingen intrinsiek gemotiveerd raken. Dat het belangrijk is om leerlingen complimenten te geven op hun processen en ze middels scaffolding autonomer te maken en ervoor te zorgen dat ze intrinsiek gemotiveerd blijven (Voerman & Faber, 2018)

Als leerkracht is het van groot belang dat alles wat je aan je hoogbegaafde leerlingen aanbiedt, precies op maat is. Het mag niet te gemakkelijk zijn, want dan is alles “saai”. Maar wanneer het te moeilijk is en de leerling in kwestie nooit heeft leren doorzetten (en dat is in veel van de gevallen zo), dan haakt de leerling af en zal je als leerkracht alle zeilen bij moeten zetten om deze leerling weer gemotiveerd te krijgen.

We hebben op de PABO allemaal geleerd over de zone van naaste ontwikkeling. Wanneer je met een reguliere klas te maken hebt, met in de meeste gevallen gemiddeld scorende leerlingen, dan volg je de methode en kom je als vanzelf terecht in de zone van naaste ontwikkeling van je leerlingen.
In een voltijd HB-klas ligt dat net even anders. Hier moet je voortdurend opzoek naar die zone, omdat deze telkens sneller en op een andere manier verschuift dan je voor ogen had. Je bent dus dag in dag uit pro-actief bezig om te voorkomen dat je reactief puin moet ruimen. Je volgt je leerlingen als een havik en de noodzaak van al het werk goed nakijken is groot. Elke stap die de leerlingen zetten moet in beeld gebracht worden om op die manier telkens je leerlingen precies op maat te bedienen.

Dat scaffolding van belang is en waarom dit zo is, beschreef ik in mijn vorige blog. Je helpt de leerling door steeds vaker een stapje terug te doen en op die manier de leerling zijn eigen balans te leren vinden. Bouwen aan zelfvertrouwen dus.
Dit doe je aan de basis, maar tijdens de overgang van comfort zone naar zone van naaste ontwikkeling is dit van even groot belang. Veel van deze leerlingen hebben niet geleerd door te zetten en weten niet hoe ze verder moeten als ze vastlopen. Wanneer ze niet langer vooruit kunnen op basis van hun kennis en slimheid alleen, dan volgt frustratie. 

“Hoe langer een kind zich heeft aangewend om zich niet in te spannen voor iets, hoe langer het nodig heeft om te leren dat zich inspannen en doorzetten nodig zijn om succes te behalen.” (Koenderink, 2012)

Ze lopen tegen een muur en weten niet hoe verder.
Hier ligt een onvoorstelbaar grote taak voor de leerkracht. Neem je leerling opnieuw bij de hand, investeer in zelfvertrouwen en leer jezelf de juiste vragen te stellen aan je leerling. Spreek je hoge verwachtingen uit en begeleid je leerling in de richting van die verwachting middels het stellen van coachende vragen.

In Didactisch Coachen van Voerman & Faber (2018) wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten vragen. Categorie 1 zijn de gesloten vragen. Op deze vragen zijn alleen feitelijke antwoorden mogelijk en nodigen een leerling niet uit om (creatief) na te denken.
Categorie 2 vragen gaan over redeneringen ten aanzien van inhoud, strategie en modus. Hiermee krijgt de leerkracht de kans om feedback te geven op de antwoorden van zijn leerlingen.
Categorie 3 vragen hebben betrekking op zelfregulatie en modus. Je maakt door deze vragen de leerling bewust van zijn eigen persoonlijke kwaliteiten, zijn inzet en doorzettingsvermogen.

Omdat een vastgelopen leerling vaak niet weet welke strategie hij moet toepassen voor het uitvoeren van de taak, is het van belang dat je hem daarop coacht. Je stelt vragen op inhoud en strategie, maar vooral ook op zelfregulatie. Verwijs daarbij ook altijd naar zaken die in het verleden wel zijn gelukt en probeer erachter te komen hoe het komt dat het toen lukte. Geef gerichte complimenten tijdens het proces en wijs daarbij vooral op inzet en strategie.
“Ik zie dat je ontzettend hard werkt en doorzet, zelfs als je het heel moeilijk vindt.” 

Wanneer je een leerling begeleidt in dit proces, is het belangrijk dat je vragen stelt voorafgaand en tijdens het uitvoeren van een taak, maar ook na afloop. Wat ging er goed? Wat vond de leerling nog lastig? Is het doel bereikt? Zo ja, wat wordt dan het nieuwe doel? Zo nee, wat heeft de leerling nog nodig om het doel alsnog te behalen.


Op deze manier bouw je samen met je leerling aan zijn zelfvertrouwen, kennis en kunde en dans je samen (doe een stapje naar voren, doe een stapje terug) de weg omhoog. Stap voor stap, doel voor doel.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten