zaterdag 18 mei 2019

Uitdaging 3 - De Uitdaging van de motivatie

Veel van mijn leerlingen komen van andere scholen. Ik krijg ze pas vanaf groep 6 of 7 binnen. Dat betekent dat ze dan al een heel traject op een of meerdere andere scholen hebben afgelegd voordat ze in mijn klas vinden wat ze zoeken; onderwijs passend bij hun (hoogbegaafde) behoefte en gelijkgestemden waarmee ze op niveau kunnen leren en converseren. 
Het zal je niet verbazen dat veel van deze leerlingen beschadigd zijn en derhalve niet (langer) gemotiveerd zijn om ook maar iets te ondernemen in de vorm van leren. Want waarom zouden ze? Ze worden toch niet gehoord, gezien en voorzien in hun behoeftes. 

Dit vergt van mij als leerkracht altijd veel tijd en inspanning. Maar eerlijk is eerlijk…ik vind dat misschien wel het fijnste en most rewarding deel van mijn vak als voltijd HB leerkracht. Deze kinderen zijn zo verloren, dat je eerst een heel traject van investeren en vertrouwen winnen in gaat. 

Extrinsieke motivator
Mijn eerste doel met deze leerlingen is altijd om hun extrinsieke motivator te worden. Ik probeer een dusdanig fijne band met deze kinderen op te bouwen, dat ze voor mij aan het werk willen gaan. Hier gaan vele gesprekken aan vooraf, knipogen, een aai over de bol en veel complimenten. 
Ik vraag altijd aan de leerling of deze weet waarom hij of zij in deze voltijd HB groep zit. Het antwoord is steevast: “Omdat ze zeggen dat ik hoogbegaafd ben.”

Hieruit blijkt al dat de leerling er zelf geen snars van gelooft; ze zeggen dat…ja, ja…het zal wel.
Ik heb het al vaker gehad over die ene leerling die vervolgens zei dat dat helemaal niet kon omdat hij niets begreep, niet kon leren, dus helemaal niet slim kon zijn en al helemaal niet hoogbegaafd. 

Gelukkig zijn deze kinderen wel gevoelig voor feiten. Ze zijn te overtuigen dat iets zo is wanneer dit feitelijk bewezen is. En blijkbaar is bewezen dat zij beschikken over een hoogbegaafd brein. Blijkbaar is bewezen dat hun brein veel meer aankan dan ze tot nu toe hebben ervaren en laten zien. Wanneer ik ze uitnodig te onderzoeken hoeveel dat brein dan aankan, staan ze daar in de meeste gevallen positief tegenover.

Mijn volgende vraag is altijd of ze wel eens ergens heel erg hun best voor hebben gedaan met resultaat. Natuurlijk, is dan het antwoord. Voetballen of viool spelen. Of die vet moeilijke level van die ene gave game.

Onbewust geven ze je daarmee ontzettend veel munitie in handen om gericht te schieten; zie je wel, je weet dus hoe je iets aan moet leren, door moet zetten, volhardend kunt zijn in het bereiken van een doel en je bent blijkbaar ook bereid om er hard voor te werken en er tijd in te steken.
Tja, daar kunnen ze niets tegenin brengen.

Er volgt een intensieve periode van veel één op één met de leerling aan het werk gaan en elke vooruitgang, hoe klein ook, te vieren met deze leerling. Positiviteit, het uitspreken van je (hoge) verwachting, aanmoedigen, samen lachen, samen huilen.

En dan is de eerste stap gezet.



Van extrinsieke naar intrinsieke motivator
Tijl Koederink beschrijft in zijn boek De 7 uitdagingen in het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen dat je als leerkracht open en eerlijk met leerlingen in gesprek moet gaan. Dat het belangrijk is om de gevolgen van zijn gedrag te bespreken met de leerling.

“[…] moet de leerling zich bewust zijn van het feit dat hij wel hulp kan krijgen, maar dat hij het tegelijkertijd ook zelf moet doen. Hij is verantwoordelijk voor het eindresultaat.” (Koenderink, 2012)

In het boek Didactisch Coachen van L. Voerman & F. Faber staat beschreven dat de verwachtingen die je als leerkracht van je leerlingen hebt in hoge mate van invloed zijn op het gedrag van deze leerling.

“Onderzoek toont dus aan dat het hebben van hoge verwachtingen van leerlingen vliegwiel is voor ‘leerbevorderend’ gedrag van leraren naar hun leerlingen.’ (L. Voerman & F. Faber, 2018)

Wanneer ik het gevoel heb dat het vertrouwen er is en ik een stap verder kan gaan met mijn leerling, zal ik deze steeds een beetje meer zelf verantwoordelijk maken voor wat hij aan het doen is. Ik stuur meer en meer aan op executieve functies; laat zelf een inschatting maken hoe lang de leerling ergens voor nodig denkt te hebben en spreek deze aan wanneer het afdwaalt of werk afraffelt of onvolledig inlevert. Het is belangrijk om de stappen die een leerling maakt te belonen (en dan is vaak een op het proces gericht compliment al voldoende), maar het is evenzo belangrijk om ongewenst gedrag te ‘belonen’ met negatieve consequenties. 

“Anders gezegd: negatief gedrag moet altijd negatieve gevolgen krijgen, positief gedrag moet altijd beloond worden. Voor de leerling geldt immers: geen consequentie, geen regel.” (Koenderink | 2012)

Je kunt bijvoorbeeld afspreken dat de leerling tijd voor zichzelf of samen met de klas kan verdienen om iets leuks te doen. Een kwartiertje een spelletje als museum directeurtje doen is soms al genoeg. Maar lukt het niet, dan moet je als leerkracht voet bij stuk houden en de beloning uitstellen tot het besproken doel wel behaald is.

Zelf ben ik geen voorstander van straffen. Dat past niet bij mij als leerkracht en mijn geloof in oplossingsgericht werken met kinderen. Ik ben voorstander van belonen als iets behaald is, niet van straffen als het niet behaald is. Ik ben ervan overtuigd dat dat juist het tegenovergestelde effect zal hebben. 

Scaffolding
Een fijne aanpak om van extrinsiek naar intrinsiek gemotiveerd te gaan, is scaffolding. Je start met deze leerling, zoals ik al beschreef, met intensieve begeleiding. Je investeert en werkt samen hard om vooruitgang te boeken. Wanneer je de basis gelegd hebt en merkt dat de leerling zelfverzekerder is geworden, doe je als leerkracht steeds vaker een klein stapje terug. Zorg ervoor dat je in het begin in de buurt bent om het op te vangen als het toch even niet lukt, maar spreekt telkens opnieuw je vertrouwen uit in de kennis en vooral kunde van de leerling. Op deze manier neemt de autonomie van de leerling en dus zijn vertrouwen in eigen kennis en kunde toe, en dat zal een positieve weerslag hebben op het leren.

Daarbij is het van belang dat je tijdens dit proces investeert in de overtuiging dat het oké is om fouten te maken en dat je van fouten kunt leren.

“De leraar moet hem helpen te accepteren dat ‘iets fout doen’ de eerste stap kan zijn op weg naar ‘iets goed doen’.” (Koenderink, 2012)

In dat proces ben jij als leerkracht het beste voorbeeld. Maak zelf ook eens een fout in de klas en bespreek dit vervolgens openlijk met de leerlingen. Want als de leerkracht fouten mag maken, is het voor leerlingen veel gemakkelijker ook zichzelf dit toe te staan.

Toekomstbeeld van de leerling
Ooit had mijn collega een leerling in de klas die niet wilde lezen. Later bleek hij dyslexie te hebben, wat verklaarde waarom hij zo’n aversie tegen lezen had. Maar daar kwam bij dat hij er het nut ook niet van inzag. Waarom zou hij moeten leren lezen?
Toen mijn collega hem vroeg wat hij later wilde worden, begon hij te stralen en zei: “Ik wil astronaut worden en daar hoef je niet voor te kunnen lezen!” Hij dacht zijn leerkracht te slim af te zijn.
Hij was echt in de veronderstelling dat je als astronaut niet hoefde te lezen, dus zag hij al helemaal het nut van leren lezen niet in. Hij had het voor zijn toekomst immers niet nodig.

Mijn collega deed een geniale zet. Hij kopieerde een handleiding van de NASA en legde dit voor de neus van het kind. “Als jij astronaut wilt worden, dan is dit de handleiding die je nodig hebt om te weten hoe je moet overleven in de ruimte en alle andere technische zaken die je daarvoor zult moeten leren.”
Dat veranderde de zaak! Want zijn wens om astronaut te worden was sterk! En als hij dat echt wilde gaan doen, dan was het blijkbaar noodzakelijk om te leren lezen.
Zie daar….de intrinsieke motivatie was aangewakkerd. Het kind heeft ondanks zijn dyslexie leren lezen en doet het tegenwoordig ontzettend goed op het gymnasium (met al die extra talige vakken!)

Leerlingen hebben het altijd nodig om het nut ergens van in te zien. Het is jouw taak als leerkracht om leerlingen uit te leggen wat het doel is van alles wat je ze aanbiedt. Pas dan zullen ze begrijpen waarom het belangrijk is om zich ergens voor in te zetten en wordt dat ook gemakkelijker voor ze.

Frustratietolerantie
En dan krijg je de frustratiegrens die elke leerling op een zeker moment tegen zal komen. Hoe help je deze leerling te leren toleranter te worden voor wat betreft zijn frustraties? Hoe leer je deze leerling door te zetten als het niet in één keer lukt? Hoe leer je deze leerling zijn doelen voor ogen te houden?


Hier zal ik in mijn volgende blog uitgebreid op in gaan.

zondag 5 mei 2019

Executieve functies – Route 9: Plannen

“Het kunnen maken van goede plannen is een belangrijke vaardigheid om op school goed te kunnen functioneren. […] Eigenlijk heb je voor alle activiteiten die je op een dag doet een plan nodig. Denk maar aan je ochtendritueel: opstaan, eten, tandenpoetsen, aankleden, je spullen bij elkaar zoeken en misschien nog even de hond uitlaten of andere dingen – en dat moet allemaal gebeuren voordat je de deur uit moet. Dat vraagt dus om een plannetje (ook al ervaar je dat misschien niet zo).”  (van Dasler, 2017)

Planning betreft de vaardigheid om een plan te maken om een doel te bereiken of een taak te voltooien. Het gaat er daarbij ook om dat het kind in staat is beslissingen te nemen over wat belangrijk en niet belangrij is. Planning is het vermogen om datgenen te beheren wat nodig is voor huidige en toekomstige taken. 
‘Planning’ is van invloed op ‘organisatie’ en op ‘doelgericht gedrag’. Het is ook een voorwaarde voor een (goede) zelfevaluatie op het eigen handelen (metacognitie)
(uit: Slim maar… | Dawson & Guare)

Ervaringen uit de praktijk
Veel HB-kinderen hebben moeite met plannen. Vaak vinden ze teveel dingen leuk of juist niet, laten ze zich gemakkelijk afleiden of weten ze gewoonweg niet waar ze moeten beginnen.

Aan het begin van het schooljaar help ik mijn leerlingen vaak met plannen. Wat moet er allemaal gebeuren? Wat is het belangrijkst? Hoeveel tijd denk je dat je voor elke taak nodig hebt? Vaak geef ik in het begin aan in welke volgorde ze het best kunnen werken. Later stel ik ze de vraag wat ze zelf handig vinden. Stap voor stap leren ze dan steeds beter welke volgorde het best werkt.

Plannen hangt sterk samen met vele andere executieve functies, zoals timemanagement, taakinitiatie, volgehouden aandacht en doorzettingsvermogen. Het is daarom fijn dat je al veel aandacht aan die executieve functies besteed hebt voordat je flink gaat oefenen met plannen. 

Materiaal om mee te oefenen
Er zijn veel leerzame spelletjes om mee te leren plannen. Schaken is een vak dat in mijn klas wekelijks op de planning staat. Het helpt niet alleen je werkgeheugen te versterken, maar ook om te plannen. Je moet jezelf aanleren om vooruit te denken, plannen te maken en te anticiperen op wat je tegenstander doet. Je moet kunnen voorzien welke stappen er allemaal genomen kunnen worden door de tegenstander en welke gevolgen dat voor jou en je plannen heeft. 

Ook een spel als Rush Hour werkt goed. Er moet een rood autootje uit een doolhof met andere auto’s geschoven worden. Je kunt klakkeloos beginnen, maar dan zal je merken dat je al gauw vastloopt. De eerste opdrachten zijn vaak nog erg gemakkelijk, maar hoe verder je komt in het spel, hoe beter je plan en het vooruit denken moet zijn. 



Tevens is er de Toren van Hanoi. Je hebt drie staven met schijven die een toren vormen. Je moet de gehele toren van de eerste staaf zien te verplaatsen naar de laatste staaf. Hier zijn echter wel bepaalde regels aan verbonden. HIER kun je er alles over lezen en op DEZE plek kun je online oefenen met dit spel.
Ook dit spel vergt goed vooruit kunnen denken.

Tenslotte vraag ik van mijn leerlingen altijd om een plan van aanpak te schrijven voordat ze starten met het uitvoeren van een opdracht. In dit plan noteren ze met wie ze samenwerken, welke taken er uitgevoerd moeten worden, hoe de taakverdeling is, een tijdsplanning en een lijst met materialen die ze nodig denken te hebben. Ik vraag ze dit plan te volgen nadat het door mij is goedgekeurd. Ze zullen dan ondervinden dat je een plan ook af en toe bij moet stellen.

Inzicht geven
Natuurlijk is dit proces voor veel leerlingen lastig. Daarom is het belangrijk om kinderen hier inzicht in te geven. 
Een mooie spreuk van Goethe:

“Wat er het minst toe doet mag nooit ten koste gaan van wat er het meest toe doet.”

Maar hoe doe je dat? Daarvoor haal ik een portie wijsheid uit De zeven eigenschappen van effectief leiderschap van Stephen R. Covey.
In zijn boek verwijst hij naar de tijdmanagementmatrix. Zoals ik al schreef, zijn plannen en tijdmanagement nauw met elkaar verbonden. Het is daarom goed om inzichtelijk te maken op welke manier je om kunt gaan met tijd en hoe bepaalde activiteiten zich tot elkaar verhouden.
Je kunt de volgende matirx daar goed voor gebruiken en bespreken met kinderen. Daarna kun je elk kind een lege matrix geven om zelf in te vullen. Je kunt de matrix ook lamineren en elke leerling een whiteboard stift geven. Zo kunnen ze de matrix elke dag opnieuw gebruiken.




En dan om af te sluiten nog een heerlijk filmpje van ReChill voor als je keuzes moet maken en je dat lastig vindt.