woensdag 27 februari 2019

Executieve functies – Route 6: werkgeheugen

“Het dashboard in de auto geeft alle informatie weer die je tijdens het rijden nodig hebt: je snelheid, de hoeveelheid brandstof, de route en de motortemperatuur. De computer van de auto “onthoudt” de informatie die je nodig hebt om goed op je bestemming aan te komen.” (van Dasler, 2017)

Werkgeheugen is het vermogen welke we hebben om informatie in het geheugen vast te houden en te bewerken bij het uitvoeren van (complexe) taken. Daarbij gaat het erom eerder geleerde vaardigheden of ervaringen toe te passen in een actuele of toekomstige situatie (uit: Slim maar… | Dawson & Guare).

De hele dag door maak je gebruik van je geheugen. Sommige dingen die je meemaakt worden opgeslagen in je lange termijn geheugen, maar voor andere zaken die je maar kort hoeft te onthouden maak je gebruik van je werkgeheugen. Je werkgeheugen zet je in bij het onthouden van informatie als je een rekensom uitrekent, als je een boodschap gaat doen of als je naar je kamer loopt omdat je nog even snel iets moet pakken.

Je werkgeheugen heeft ongeveer plek om zeven dingen tegelijkertijd op te slaan. Hoewel je maar een beperkt aantal zaken in je werkgeheugen op kunt slaan, kun je dit wel verbeteren door het te trainen. Zo wordt bijvoorbeeld in Route 11 gesproken over Dominic O’Brien die zijn geheugen zo getraind had, dat hij binnen een uur 938 willekeurig geschudde kaarten kon onthouden in de juiste volgorde. Hij bleek op school moeite te hebben gehad om mee te komen en begon zich pas in geheugentechnieken te verdiepen toen hij 30 was. 
Hieruit kunnen we dus opmaken dat een goed geheugen niet is aangeboren, maar verbeterd kan worden door te oefenen en de juiste strategieën toe te passen 

Ervaringen uit de praktijk
Iets wat elk jaar bij ons op school weer terugkomt, is de verandering van klassen en dus het feit dat nog niet alle kinderen elkaar kennen. Voor het aanleren van elkaars namen zijn verschillende trucjes in te zetten.
Een collega van mij gebruikt vaak de methode waarbij leerlingen een rijmpje verzinnen bij hun eigen naam. Wanneer iedereen een rijmpje verzonnen heeft, worden deze ingezet om elkaars namen snel en op een leuke manier te leren.
Ook een tekening maken van jezelf en daar een aantal bijzonderheden bij zetten over jezelf kan helpen bij het vlug leren van alle namen.

Materiaal om mee te oefenen
Een leuk spel waarmee je je klas enorm kunt uitdagen is “Ik ga op vakantie en ik neem mee…”. Vooral wanneer je aangeeft dat het geheugen vaak niet meer dan 7 items kan onthouden, zal de klas proberen meer dan 7 te onthouden.
Tot nu toe is mijn klas gestrand bij 8 items die meegaan op vakantie.

Verder trainen onze leerlingen hun werkgeheugen elke week met een stevig potje schaken. Niet alleen op het bord, maar ook op papier worden plannen uitgedacht en stappen voorbereid om mat in één, twee of drie te zetten.
Dit onder leiding van een zeer gedreven en zeer kundige schaakdocent.



Tenslotte nog dit: Minka Dumont (lesmateriaalvoorhoogbegaafde.com) heeft goede tips en trucs voor het trainen van je geheugen.

Verzin ezelsbruggetjes
http://www.leer-actief.nl/actief-leren/tip1/ezelsbruggetjes.htm
Verzin een hulp verhaal
http://www.leer-actief.nl/actief-leren/tip1/verhalenverzinoefening.htm
Gebruik de plaatsmethode
http://www.leer-actief.nl/actief-leren/tip1/plaatsmethode.htm
Speel ‘online’ geheugenspelletjes.
http://www.leer-actief.nl/actief-leren/tip1/geheugenspelletjes.htm

vrijdag 22 februari 2019

De 7 uitdagingen in het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen – Inleiding

Onlangs had ik het genoegen om Tijl Koenderink voor het eerst te ontmoeten tijdens een bijeenkomst over welke stappen hij allemaal gezet bij het opzetten van zijn School of Understanding.
Ik werd getroffen door zijn bevlogen manier van spreken, zijn eerlijkheid over zijn falen en zijn successen en het feit dat hij oprecht gelooft in het delen van zijn kennis met anderen om op die manier meer HB-kinderen te helpen.
Het zette me aan het denken.

Trial and error
Zelf werk ik inmiddels al een flink aantal jaren met hoogbegaafde kinderen. In mijn eerste paar jaar met deze doelgroep heb ik vooral veel geleerd van afkijken, zelf doen, op mijn bek gaan en opnieuw proberen (trial and error). Ik wist niets! Ik had nog nooit gehoord van Top-Down lesgeven, van compacten, van frustratietolerantie en al die dingen. Dat er zoiets bestond als executieve functies en dat HB-kinderen moeten leren leren was voor mij allemaal nieuw.
Het heeft me nooit tegengehouden. Ik ben er in het begin ook geen boek meer om gaan lezen. Ik voelde gewoon dat ik dit moest DOEN. Doen en ervaren, doen en uitproberen, doen en samen met de kinderen op onderzoek uitgaan. Vooral ook kijken naar de kinderen en hun gedrag en daaruit opmaken wat ik al goed deed en waarin ik mezelf nog kon verbeteren, ontwikkelen.

Als ik het verhaal van Tijl lees, lijken we in bepaalde opzichten best op elkaar. Ook hij heeft dingen uitgeprobeerd, geëvalueerd, geanalyseerd en opnieuw gedaan. Zijn doel: ”Jou helpen om de kinderen te helpen.”
Mijn doel wijkt daar niet erg vanaf. Met mijn blogs hoop ik anderen te inspireren en te motiveren het beste uit zichzelf te halen om op die manier het beste in hun leerlingen naar boven te krijgen.



Sociaal-emotioneel
Vanaf dag één dat ik voor de klas sta heb ik me over het algemeen meer gefocust op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen dan op hun cognitieve vermogens. Ik heb onbewust altijd het gevoel gehad dat kinderen pas kunnen presteren als ze lekker in hun vel zitten. Wellicht is mijn eigen jeugd (waar ik verder niet over zal uitweiden) daar onbewust een “goed” voorbeeld voor geweest. 

Leren in de praktijk
Alles wat ik weet, wat ik kan en wat ik met mijn kinderen voor elkaar krijg, heb ik niet op een cursus geleerd. Ik heb veel gelezen, maar de meeste dingen die ik doe in de klas, doe ik omdat ik uit ervaring weet dat het werkt. Zoals Tijl ook zegt: “Theorie is nuttig en leerzaam, maar nog belangrijker is het om te kijken naar wat echt werkt!”
Trial and error dus. 

Misvattingen
In gesprekken met mensen die niets met het onderwijs te maken hebben, hoor ik vaak het onbegrip, maar ook de verbazing wanneer je vertelt dat veel HB-kinderen niet tot leren komen, geen geweldige resultaten halen. Dat je soms te maken hebt met kinderen van 9 jaar oud die niet meer willen leven. En zelfs in het onderwijs weten veel van mijn collega’s niet werkelijk hoe het zit met HB-kinderen. Ze hameren op goede resultaten, op handelingsplannen en meer van hetzelfde wanneer een kind door onderpresteren, depressiviteit of faalangst niet laat zien wat het in werkelijkheid wel zou moeten kunnen, cognitief gezien.
Altijd weer is het sociaal-emotionele daarbij de leidraad…het gezien en gehoord worden, het lekker in je vel zitten en weten wat je waard bent.

Geen compromissen
Onlangs werd mij de vraag gesteld: “Een HB leerling in een reguliere klas met een excellente leerkracht die hem/haar ziet of een voltijds HB klas met een regulier denkende leerkracht die niet uitzonderlijk goed is voor deze specifieke doelgroep?”
Mijn antwoord was dat beide geen optie was. Het is geen keuze…het moet allebei. Je hebt een leerkracht nodig die begrijpt hoe HB’ers denken en voelen wat ze nodig hebben om goed in hun vel te zitten. 
Leerkrachten die niet voldoende kennis of, erger nog, geen feelingmet de doelgroep hebben, zullen onderpresteren en faalangst verkeerd interpreteren en vallen dan vaak terug in reguliere aanpakken; nog meer van hetzelfde. Resultaat; nog meer onderpresterende kinderen die zich niet gezien en gehoord voelen en daardoor ongelukkig worden en de moed en het vertrouwen in school en zichzelf verliezen. 

Behalve een leerkracht met die specifieke voelsprieten voor HB hebben deze HB-leerlingen ook elkaar nodig om zich aan te spiegelen, mee samen te werken en zich aan elkaar op te kunnen trekken.
Wanneer HB’ers wel een goede leerkracht hebben, maar geen ontwikkelingsgelijken om zich heen hebben, zullen ze zich proberen aan te passen. En ook dat is gedoemd te mislukken! 

Executieve functies en Leren Leren
Waar veel leerkrachten die geen ervaring of feelingmet HB hebben op stuk lopen, is gebrek aan kennis en kunde op het gebied van executieve functies en leren leren. 
Onze leerlingen hebben een goed gevulde toolbox nodig om zich zelfstandig te kunnen redden. In het dagelijks leven en met hun taken op school.
Die toolbox moet gevuld zijn met vaardigheden als organisatie skills, taakgerichtheid, doorzettingsvermogen en metacognitie. Niet het aanbieden van meer van hetzelfde wanneer een kind iets niet lijkt te begrijpen is de oplossing, maar het op een andere manier aanbieden. Doorvragen of het kind begrepen heeft wat er van hem/haar gevraagd wordt, samen de informatie in stukken breken en uitzoeken welke informatie je al hebt en hoe je tot het antwoord komt.

Hierbij gaat het in je klas altijd om maatwerk, gericht op elk individueel kind. Instructies kun je aan alle kinderen tegelijkertijd geven, maar de manier waarop de leerlingen ermee aan de slag gaan, verschilt per kind. Een goede leerkracht heeft het in zich om elk kind te begeleiden binnen de kaders van zijn/haar behoeftes.

Oplossingsgericht
Het mooie aan het boek van Tijl Koenderink (de 7 uitdagingen) vind ik dat hij het heeft over uitdagingen in plaats van problemen of valkuilen. Ook Tessa Kieboom heeft een prachtig woord gevonden om valkuilen mee te beschrijven; embodio’s.
Ja, sommige dingen lukken (nog) niet, maar wanneer je doorzet, andere manieren uitprobeert en denkt in uitdagingen met een oplossing, dan zal je vanzelf de juiste weg naar die oplossing vinden.
Daarmee is niet gezegd dat je problemen niet moet erkennen. Zeker wel! Vooral bij HB-kinderen is dat van belang. Ja, dit kind heeft een achterstand met lezen en zal waarschijnlijk altijd meer moeite moeten doen om een tekst te lezen en te begrijpen, maar hoe gaan we dit aanvliegen? Samen hard aan het werk, samen op zoek naar manieren om ermee te oefenen. En vooral ook feest vieren wanneer er weer een doel behaald is. Het kind vertrouwen geven en zorgen dat het weet dat je er samen voor gaat. Samen…je leerling en jij! Op die manier werk je aan het vertrouwen bij je leerling. Vertrouwen in jou als leerkracht, in school en uiteindelijk ook in zichzelf. En dat…is het ultieme doel! 

Blogs
In de komende weken zal ik uitgebreid ingaan op de zeven uitdagingen zoals Tijl deze beschrijft. Ik zal hierbij ervaringen zoals ik ze ervaren heb in de praktijk beschrijven, met daarbij manieren om met de uitdagingen aan de slag te gaan. Ik hoop dat ik eenieder hiermee kan inspireren en motiveren ook deze uitdagingen aan te pakken wanneer ze zich voordoen in jouw klas of bij jouw leerlingen.

dinsdag 19 februari 2019

Executieve functies – Route 5: Flexibiliteit

“Schakelen! – Iedere bestuurder heeft weleens te maken met lastige, nieuwe situaties, waarin hij plotseling moet schakelen. Een auto kan in de slip raken bij slecht weer. Of de parkeergarage waar je hebt geparkeerd blijkt al gesloten als je naar huis wilt, of er is simpelweg een wegomleiding waardoor je lastig op de plaats van bestemming komt. In alle gevallen is het van belang dat je kalm blijft, niet blokkeert en rustig probeert na te denken wat voor jou de beste oplossing voor de situatie is.” (van Dasler, 2017)

Flexibiliteit is de vaardigheid om plannen te herzien als zich belemmeringen of tegenslagen voordoen, zich nieuwe informatie aandient of er fouten gemaakt worden (uit: Slim maar… | Dawson & Guare).
In Route 11 wordt dit vergeleken met de schakelpook. Hoe goed kan je schakelen wanneer je je plan van aanpak aan moet passen?

Wanneer dit iets is waar een kind moeite mee heeft, helpt het om inzichtelijk te maken waar het kind zelf invloed op heeft. Hoe kan het een vervelende situatie om zetten in een voordeel voor zichzelf?
Focussen op oplossingsgericht denken. Wat ging er al goed? Als je dit van tevoren had geweten, hoe had je het dan aangepakt?

Ervaringen uit de praktijk
Leerlingen leren om oplossingsgericht te denken is niet altijd even gemakkelijk. Sommige leerlingen blijven hangen in “ja-maar” of “het lukt toch niet”. Dit zijn processen waar je de tijd voor moet nemen. In sommige gevallen met één op één gesprekken, maar ook als klas kun je hier op inzetten.

In de meeste gevallen bereid ik mijn leerlingen goed voor op hoe de dag en soms de hele week zal verlopen. We bespreken de dag, de taken en lessen die we gaan doen. We weten wanneer we een toets krijgen, wanneer we een feestje houden of iets anders.
Als ik een keer vergeet een dagritme kaartje op het bord te hangen, kan ik er de donder op zeggen dat ik 22 keer de vraag ga krijgen wat we op dat moment gaan doen.

Veel van mijn leerlingen zijn erg rigide en houden graag vast aan hun eigen ideeën en denkbeelden, vooral als deze over hun zelfbeeld gaan. Zo had ik een leerling die ervan overtuigd was dat ze heel veel dingen niet kon. Ze kon niet zelf bepalen of ze een opdracht goed had uitgevoerd en kwam dat telkens aan mij vragen. Ze was ervan overtuigd dat zij niet in staat was een voorstelling bij te wonen zonder daar helemaal overprikkeld van te raken. Ze was er ook van overtuigd dat het haar nooit zou lukken haar vak netjes opgeruimd te houden en zo haar spulletjes terug te kunnen vinden die ze nodig had tijdens het werken. Vele huilbuien en paniekaanvallen waren hiervan het gevolg.
Met heel veel geduld en af en toe een strenge hand heb ik haar zover gekregen dat ze in zichzelf is gaan geloven. We spraken af dat ze pas bij me mocht komen wanneer ze een vraag had of wanneer ze haar opdracht af had. Dan konden we bespreken hoe ze het had gedaan en kon ze eventueel nog een paar kleine aanpassingen maken. Vaak bleek dat ze het al erg goed gedaan had en dit sterkte haar in haar zelfvertrouwen.


Rigiditeit en het niet flexibel zijn heeft in veel gevallen te maken met zelfvertrouwen en het angstvalling zoeken naar het hebben van controle over bepaalde zaken. Wanneer je kinderen kunt helpen bij het versterken van hun zelfvertrouwen, hebben ze minder behoefte aan controle en zullen ze flexibeler zijn in hun doen en laten.

Materiaal om mee te oefenen
Een oefening vanuit Route 11 is het bestuderen en later ook zelf maken van optische illusies. Het is fantastisch om samen met de kinderen te kijken naar verschillende optische illusies, samen te bespreken wat iedereen in bepaalde plaatjes of foto’s al dan niet ziet. Om samen te ontdekken hoe het eigenlijk zit en dan te bespreken wat het plaatje ons wil doen geloven.
Het moment waarop de leerlingen ontdekken dat ze zo flexibel zijn dat ze in staat zijn om een plaatje vanuit twee verschillende visies te bekijken en ze er dan attent op maken dat ze in staat blijken te zijn om in hun brein een knop om te zetten.


Vervolgens krijgen ze de opdracht om zelf een optische illusie te maken. Dit mogen ze doen met een tekening of met het maken van een foto. Daar komen de mooiste producten uit!
Wanneer je samen alle foto’s gaat bekijken, zijn alle kinderen in staat te zien wat er eigenlijk gebeurt op de foto en wat de fotograaf/kunstenaar je graag wil doen laten geloven. 



Wanneer je na dit alles nogmaals teruggaat naar die knop die ze allemaal in staat blijken om te zetten, dit gegeven vervolgens koppelt aan de term flexibiliteit…dan valt ineens bij heel veel kinderen het spreekwoordelijke kwartje. Flexibiliteit is een plaatje, een situatie of een plan van aanpak vanuit een andere hoek nogmaals bestuderen en zien dat er meerdere wegen naar Rome leiden.

Ook het aanbieden van lessen met duidelijke kaders, maar met veel creatieve vrijheid kan helpen bij het vergroten van flexibiliteit. Vooral het regelmatig laten schrijven van een plan van aanpak bij een opdracht en dit gedurende de opdracht te laten evalueren en aanpassen waar nodig, help kinderen flexibel na te denken over hun eigen plannen.