woensdag 27 maart 2019

Executieve functies – Route 8: Omgaan met tijd

“Hoeveel tijd heb je nodig om ergens te komen? Hoe ziet je route eruit? Je navigatiesysteem helpt je om goed met tijd om te gaan. Tijdens het rijden, zie je steeds hoeveel tijd e nog nodig hebt en op welke tijd je op de bestemming zal aankomen. Zo weet je bijvoorbeeld of je tijd hebt voor een tussenstop” (van Dasler, 2017)

Timemanagement is de vaardigheid om in te schatten hoeveel tijd je hebt, hoe je deze het beste kunt verdelen n hoe je een deadline moet halen. Het gaat hierbij vooral om het besef dat tijd belangrijk is. (uit: Slim maar… | Dawson & Guare)

Iedereen ervaart tijd op een andere manier en iedereen ervaart de snelheid van tijd op een andere manier bij verschillende zaken in het leven. We kennen allemaal het gevoel dat de tijd lijkt te kruipen wanneer we ergens tegenop zien, of dat de tijd vliegt wanneer je je ergens op verheugd hebt.
Om feitelijk vast te kunnen stellen hoeveel tijd we hebben voor iets maken wij gebruik van de vaardigheid klokkijken. 

Wanneer kinderen kunnen klokkijken is daarmee nog niet gezegd dat ze over een goede timemanagement beschikken. Inschatten hoe lang je ergens voor nodig hebt, blijft (ook voor volwassenen) een lastige taak. Toch kun je dit met je leerlingen oefenen.

Ervaringen uit de praktijk
Aan het begin van elke schooldag bespreek ik met mijn klas de dag en wat we gaan doen. Op een whiteboard voor in de klas hangen de dagritmekaarten met daarbij de tijd waarop we iets gaan ondernemen. Met name HB-kinderen hechten daar veel waarde aan. Ze houden ervan precies te weten wat ze wanneer gaan doen en hoe lang ze daarmee bezig moeten zijn.
Omdat wij ook met een weektaak werken, zullen mijn leerlingen al gauw moeten leren om zelf in te plannen wat ze wanneer gaan doen. In de meeste gevallen geef ik per vak aan hoe lang ze daar ongeveer over zult doen. Zijn ze veel sneller klaar, dan raad ik vaak aan nog een keer kritisch naar het gemaakte werk te kijken om er zeker van te zijn dat er geen onnodige fouten zijn gemaakt, dat er netjes gewerkt is en dat de stof goed begrepen is. 
Duurt het veel langer dan de aangegeven tijd, dan moedig ik kinderen aan om in het vervolg eerder bij mij aan te kloppen, zodat we samen kunnen kijken of de stof goed begrepen wordt, of dat er andere redenen zijn die ervoor zorgen dat er meer tijd voor nodig is dan de aangegeven tijd.

Het lijkt de kinderen te helpen wanneer je aangeeft hoe lang ze ongeveer ergens aan kunnen werken. Ook de vraag: “Hoe lang denk je hiervoor nodig te hebben?” werkt goed. Vooral als je het te maken werk opbreekt in kleine stukken en per stuk een indicatie laat maken. Laat de leerling op de klok kijken, starten en wanneer het af is checken op de klok hoeveel tijd er verstreken is. Op basis van deze informatie leren kinderen zelf inzien hoeveel tijd ze ergens voor nodig hebben.

Een bijkomend voordeel van de stof in kleinere stukken opbreken is dat de aandacht dan vaak beter vastgehouden wordt. Timemanagement doet namelijk ook een beroep op de volgende executieve functies: 

-taakinitiatie (begin je meteen wanneer dat van je verwacht wordt?)

-planning (waar begin je mee, wat is het belangrijkst en wat komt daarna?)

-doorzettingsvermogen (heb je een duidelijk doel voor ogen en houd je dit ook voor ogen?)

-volgehouden aandacht (Zit je op een rustige plek en heb je geen spullen binnen handbereik die je kunnen afleiden?)

-werkgeheugen (Tijdens het werken aan je taak maak je veelvuldig gebruik van je werkgeheugen, bijvoorbeeld bij het uitrekenen van sommen)

-flexibiliteit (Ben je in staat je plan aan te passen wanneer het anders gaat dan je van tevoren bedacht had of als je iets niet begrijpt of het moeilijk is?)

Materiaal om mee te oefenen
Vanaf het moment dat kinderen huiswerk meekrijgen in welke vorm dan ook, is het wenselijk om ze te leren werken met een agenda. Ook kunnen ze hierin hun speel- en sportafspraken noteren. Zo weten ze wanneer ze thuis zijn om hun huiswerk te kunnen maken en kunnen dit ook in hun agenda noteren.

Een mooie oefening in Route 11 is het tekenen van een voorwerp of dier. Geef de kinderen allemaal een papier. De opdracht is dat ze een vooraf afgesproken voorwerp of dier gaan tekenen. De eerste keer krijgen ze hier 10 seconden voor, de tweede eerste keer krijgen ze hier 10 minuten de tijd voor.
Bespreek achteraf wat jij als leerkracht gezien hebt tijdens je observatie. Begon iedereen meteen op hetzelfde moment? Kon iedereen zijn aandacht er goed bij houden?
Vraag ook aan de kinderen hoe zij het ervaren hebben.

Nog een mooie oefening is om de kinderen te laten schatten hoe lang een minuut duurt. Iedereen doet zijn ogen dicht, de leerkracht telt af en de kinderen steken hun vinger op wanneer ze denken dat de minuut voorbij is. De leerkracht noteert op een papier met alle namen van de kinderen hoeveel seconden er verstreken zijn wanneer een kind zijn/haar vinger opsteekt.
Doe dit een paar keer achter elkaar en besprek wat er gebeurt.

En voor de leerlingen die soms even geen zin hebben of het lang stilzitten lastig vinden, hier nog twee filmpjes van Akwasi met ReChill.




Bron: ReChill - Schooltv beeldbank

Geen opmerkingen:

Een reactie posten